zondag 3 juli 2011

Verslag van de tocht over de Rallarvegen, als onderdeel van fietsreis door Noorwegen

Maandag 13 juni.
Het is helder weer. We staan op tijd op, richting Finse! De weg is – uiteraard  - onverhard, gaat op en neer. We klimmen naar Finse, op ruim 1200 m. De sneeuwvelden die we tegenkomen zijn op zich goed te doen: slepen met de fiets. Ook komen we regelmatig dichtgesneeuwde tunneltjes tegen. Stuk voor stuk vinden we met wat sjouwen en omlopen wel weer een oplossing er door te komen. Al met al kost het wel veel tijd, maar het landschap van de Vidda is prachtig en de zon schijnt. We genieten er van. In Finse aangekomen treffen we een paar jongens die het fietsbedrijfje runnen. Hun seizoen is nog niet gestart, de Rallarvegen heeft nog te veel sneeuw. Ze hopen 1 juli te kunnen starten. We vragen of ze weten hoe het traject naar Myrdal is. Ze wijzen op de sneeuwhoop op de weg die volgt. We krijgen niet de indruk dat het onmogelijk is, maar lastig, zoals we al constateerden op het stuk dat we al gedaan hebben. In Finse is alles gesloten, dat wisten we. Het is leuk de plek te zien waar we in 2003 een paar dagen, met veel regen (geen sneeuw) gestaan hebben. Nu zijn we op doorreis en willen liefst vandaag Myrdal halen. Zo met die sneeuwvelden zou het wel eens langer kunnen gaan duren. We houden wel de optie open om de tent op te slaan in Hallingskeid, zoals we dat in 2003 ook deden toen we in omgekeerde richting fietsten. Maar in dat geval hebben we wel meer brood nodig. De jongens bieden ons brood, knäckebrød en bananen aan. Tof! We zetten de tocht voort. De sneeuwvelden nemen echter eerder toe dan af. We dachten dat Finse het hoogste punt van de Rallarvegen was, maar gaandeweg beseffen we dat het bekend is als hoogste station, en niet als hoogste punt. Dit betekent dat we na Finse nog meer hoogte maken, naar 1340 meter, en dat niet voor kort, nee, de Hardangervidda kent vooral vlaktes, dus het blijft hoog. Op een hoogte waarop er veel sneeuwvelden zijn moeten we een afstand van zo'n 20 kilometer afleggen. En dit betekent dat we talloze moeilijke, soms gevaarlijke sneeuwpassages moeten zien door te komen. Elke keer dat we een sneeuwveld zijn doorgekomen hopen we dat het de laatste is, maar we weten wel beter: dit onfietsbare landschap gaat nog door. Tot Hallingskeid? Ja waarschijnlijk wel. Dat zou mogelijk het punt zijn waarna de afdaling pas begint. Langzamerhand begint door te dringen dat we heel veel tijd bezig zullen zijn met deze winterse Rallarvegen. Áls het al gaat lukken. Regelmatig zijn er passages van 45º- sneeuwhellingen, met aan de afgrond een halfbevroren meer (prachtig blauw ijs, dat wel). Het weer is nog steeds geweldig, zo zonnig en helder. We komen niemand tegen, bijna niemand. Als enigen ontmoeten we in het begin van de middag 2 wandelaars. Ze vinden ons ‘brave’. Op hun Smartphone checken ze de weersvoorspelling. Deze geeft aan dat het morgenmiddag slechter wordt. Daarom gaan we zo lang mogelijk door, dat is duidelijk en gelukkig wordt het niet donker. Je moet er niet aan denken dat het mistig wordt of gaat regenen. De wandelaar bevestigt hoe onmisbaar de GPS voor ons zal worden op het voor ons liggende traject waar door de hoeveelheid sneeuw de loop van de weg wel eens heel onduidelijk zou kunnen gaan worden. Heel lastig zijn de sneeuwhopen die tegen de grote spoortunnels zijn blijven liggen. Het pad, de weg, is er honderden meters niet te zien: alleen maar een sneeuwhelling. Wanneer zelfs de optie samen fiets voor fiets door de sneeuw slepen te zwaar en te link is, moeten we de bepakking van de fiets af halen om verder te kunnen. Frans sjouwt de fiets verder, en ik de 6 tassen, 2 tegelijk. Op deze manier leggen we 900 meter af in 1 uur en 3 kwartier. Dat schiet niet op, maar het is niet anders. Terugkeren is geen optie. Ook niet wanneer we vast lijken te lopen. We hebben er een paar keer voor gekozen om niet de weg te volgen maar het oude spoor. Dat is regelmatig het enige zichtbare. Zoals bekend is de Rallarvegen de weg die de werkers aan het spoor tussen Oslo en Bergen gebruikten. Ook het oude spoor ligt er nog en wordt niet meer gebruikt. Het spoortraject ziet er beter uit wat betreft begaanbaarheid dan de besneeuwde weg. We volgen het spoor langs de grindrand van een halve meter, als dat kan, en anders het gedeelte tussen de rails. En dat is dan beter dan de risicovolle sneeuwhellingen. Maar ook het spoor kent zijn moeilijkheden: een dichtgesneeuwde tunnel. En dan zelfs een die nauwelijks een omweg toelaat. Want met die zware fietsen kunnen we ook niet zomaar elke rotsbeklimming aan. Als gewone wandelaar zou dat nog wel gaan, maar niet wij met alles wat we mee te slepen hebben. Frans speurt en kijkt en probeert, wikt en weegt. Ik smeer wat knäckebrød met jam en zet alle energie op positief: dit gaat ons lukken. Frans komt terug, eigenlijk zijn alle opties onmogelijk maar een van de opties is waarschijnlijk net iets minder onmogelijk dan de anderen. En weer gaat de bepakking er af en lopen we stap voor stap verder, onze schoenen in de sneeuw en het ijs stotend.Het is zwaar, en we worden moe. Maar we beseffen dat daar geen tijd voor is, we moeten door. Ik had me al gerealiseerd dat het 22 uur zou kunnen gaan worden eer we stopten, maar het werd 23 uur, het werd 24 uur. Op gegeven moment moeten we slapen. Er liggen weer een paar heel lastige stukken op ons te wachten waar eerst nachtrust voor nodig is, hoe dan ook. In de luwte van een hut maken we een kop bouillon en slaan de tent  op. Het gaat steeds harder waaien, en even later regent het. We kunnen eindelijk rusten, maar ik lig nog uren te bibberen.

Dinsdag 14 juni
Zodra we wakker zijn is het eerste wat we tegen elkaar zeggen: de zon schijnt. We zijn meteen weer actief, ontbijten, pakken op en gaan verder met onze klus waar we gebleven waren. Het is een voortzetting van de vorige dag en de sneeuwvelden lijken nog steeds nauwelijks minder te worden. Na elke genomen hindernis fietsen we weer in de hoop dat we niet meer hoeven afstappen en het liefst eindelijk eens gaan afdalen, maar na een tiental meters of na de bocht verschijnt er toch weer een sneeuwveld. Gelukkig niet meer van die gemeen grote steile vlakken tegen de treintunnel aan, maar toch. We nemen ons wel voor goed te rusten en bij te tanken, en dat doen we, weer bij een huisje. En er lijkt toch wat te veranderen… geleidelijk. Zou het dan toch gaan lukken? Het weer is nog steeds goed, af en toe wat druppels, maar in elk geval nog geen mist, of iets wat daar op lijkt. De stukken die we kunnen fietsen worden langer. Maar nog zijn we er niet. Toch nog weer een valse sneeuwhelling die eindigt in het bevroren meer en alleen door een omweg over de rotsen te nemen, fietsen apart, bepakking apart komen we ook dat stuk weer vooruit. We zien wel al enige tijd dat een wandelaar, misschien zijn het er twee, ons is voorgegaan, wat toch een prettig idee is. Maar wat voor een wandelaar een relatief eenvoudige omweg is, is voor ons nog steeds een veel lastiger klus. Op een gegeven moment zien we echter een fietsspoor vanuit tegenovergestelde richting komen, en wel een fietsspoor dat omkeert! Dat betekent dat iemand vanuit de andere kant is gekomen en is omgekeerd, met andere woorden, het traject dat nu nog komt is naar alle waarschijnlijkheid beter te doen dan wat wij achter de rug hebben. En dat geeft nog meer moed. We gaan door en inderdaad, steeds vaker lukt het om de sneeuwvlakken gewoon zelf lopend met je fiets te overbruggen. Langzamerhand, we zijn Hallingskeid nu echt goed voorbij, gaan we naar beneden. En op een gegeven moment komt er echt een stuk afdaling. En dan gaat het snel. We vergeten toch eigenlijk gek genoeg geen moment te genieten van hoe mooi het is, nog steeds. De kale, half besneeuwde bergen, de deels blauwe, deels bewolkte lucht, de half bevroren meren, de watervallen, de bruggetjes, het oude spoor dat dwars door dit landschap slingert. Het gaat goed, we kunnen eindelijk weer eens fietsen en dat geeft ook ontspanning. Wel gaat het weer, zoals voorspeld, achteruit. Het regent af en toe echt, en het is dichter bewolkt. Maar, we zijn er uit. Dat is wel duidelijk en we dalen verder af naar Myrdal. Eerst komen we bij Vatnahalsen. Daar is een station, en een hotel. Op het station spreken we een perronmedewerker. We vertellen hem wat we achter de rug hebben. Zijn enige reactie is: ‘Too early!’ Voor hem is het overduidelijk dat de Rallarvegen pas begaanbaar is in juli, niet eerder. In het hotel willen we dolgraag naar binnen voor een stop: zitten en iets eten, en warmte. We worden heel hartelijk ontvangen door de gastvrouw. We kunnen gaan zitten en ze maakt een geweldig bord soep met een verrukkelijke tosti, en thee met een chocomuffin. We besluiten na de afdaling vanuit Myrdal in Flåm niet een kampeerplek maar een hut te proberen te vinden. Dat hebben we nu nodig. De afdaling is mooi en steil, geen sneeuw meer te zien natuurlijk. Prachtige watervallen weer. In Flåm aangekomen is er eerst de herinnering van 2003, toen we hier op de Flåmsbana stapten. Het valt op hoe druk het is, en meer toeristisch dan toen. Maar goed, wij zijn blij dat we er zijn. Na informatie ingewonnen te hebben bij de Tourist Information over hutten zoeken we de camping op want daar zouden hutten beschikbaar zijn. En dat is ook zo. Een heel fijne hut kunnen we in elk geval voor de komende nacht boeken, en mogelijk nog een nacht erbij. Want we willen een dag bijkomen van deze inspannende dagen. Na ons geïnstalleerd te hebben en gedoucht gaan we boodschappen doen voor een goed maal: garnalen! Eindelijk. Wat hebben we heerlijk gegeten.
We voelen ons wel enigszins gebroken: mijn beide voeten zijn dik en doen pijn, Frans zijn rug is flink overbelast door het gesleep met de fietsen, ons beider kuiten en schenen hebben schaaf en stootwonden, maar we zijn opgelucht. En genieten heel erg van het comfort van de hut.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten